• 22/05/2019

Opinie: Een stem tegen armoede

‘In 2017 leefden meer dan 330.000 Belgische kinderen in persistente armoede. Tien jaar eerder was dat nog niet de helft’ (DS 18 mei). Een op de vier Vlamingen voelt zich arm, leerde de Grote Geldenquête van VTM. Die cijfers komen, terecht, regelmatig in de verkiezingscampagne ter sprake. Ze illustreren een armoedig beleid dat er de laatste tien jaar niet in slaagde het tij te keren.

Merkwaardig en interessant zijn de verschillende politieke reacties op die dramatische cijfers. Zo is er de eufemistische zelfkritiek van Liesbeth Homans (N-VA), Vlaams minister van Armoedebestrijding, die het in het VRT-programma Iedereen kiest zo formuleerde: ‘We hebben wel ons best gedaan, maar niet voldoende. Ik geef dat toe.’ Dat ‘toegeven’ en de belofte om het ‘in de toekomst beter te doen’ doen mij denken aan hardnekkige verkeersovertreders die, in de hoop geen straf te krijgen, voor de rechtbank getuigen dat ze voortaan echt voorzichtiger zullen zijn.

Een tweede soort reactie is die van de ontwijkende relativering. ‘Ik ben eigenlijk al blij dat de armoede niet is toegenomen’, zei N-VA-voorzitter Bart De Wever in een dubbelinterview met armoedespecialist Ive Marx (UA) in de Gazet van Antwerpen. Hij voegde er nog aan toe geen beloftes meer te zullen doen rond armoedebestrijding. Anders gezegd: als we de doelstellingen (halvering van de kinderarmoede) niet kunnen realiseren, dan laten we die maar varen.

De portemonnee van mensen in armoede is nog steeds even leeg, hun huis even koud

Een derde variant is de budgettaire dekmantel, die vaak gebruikt wordt door politici die zich verschansen achter moeilijke begrotingscijfers om de noodzakelijke verhoging van de sociale minima nogmaals naar de achtergrond te verschuiven.

Wachtrij aan de voedselbank

Die verschuilmanoeuvres zijn onterecht. Een belangrijk deel van de voorstellen van armoedeorganisaties en sociale bewegingen om de armoede te halveren is realiseerbaar binnen de bestaande budgetten.

Zo kan de kinderbijslag (3,6 miljard euro) tot een significante daling van de kinderarmoede leiden als de volgende Vlaamse regering de sociale toelagen voor de laagste inkomens laat stijgen tot 10 procent van het vrijgemaakte budget. ‘Als men de vermindering van de kinderarmoede ernstig neemt, dan zal men de systemen naar meer selectiviteit moeten laten evolueren’, schrijven Julie Vinck en Bea Cantillon van het Centrum voor Sociaal Beleid (UA) in Sampol. Die evolutie is binnen het systeem van de kinderbijslag mogelijk zonder extra uitgaven, maar ze veronderstelt wel de politieke moed om het bestaande budget in te zetten voor de zwaksten in de samenleving. Het gaat dus niet om meer geld, wel om de bestaande enveloppe anders gebruiken.

Een ander voorbeeld is de fiscale ondersteuning van het woningbezit. Zo blijft de federale regering de aankoop van de tweede en volgende woning met honderden miljoenen ondersteunen, terwijl 30 procent van de (private) huurders onder de armoedegrens zit. De Vlaamse overheid geeft ongeveer 1,6 miljard uit aan een woonbonus. Een heroriëntering van dat budget zou meer ademruimte kunnen geven aan al de gezinnen die geen betaalbare of goede woning vinden. Op die manier kan er in tien jaar tijd 1,9 miljard euro gevonden worden voor de nood in de sociale huisvesting (met 135.000 mensen op de wachtlijst) en bijna 6 miljard euro voor investeringen in klimaatmaatregelen.

Die twee voorstellen kosten de Vlaamse en federale overheid niets. Ze bieden wel kansen voor een effectieve halvering van de armoede.

Mensen in of nabij armoede willen geen goedkope schuldverklaringen of vrijblijvende voornemens. Want ook na de vele beloftes is hun portemonnee even leeg op het einde van de maand, is hun huis even koud, gaan hun kinderen nog steeds met honger naar school en groeit de wachtrij aan de voedselbank.

Zij vragen een reële vooruitgang en een toekomst met meer perspectieven. En dat politici hun stem eindelijk horen en serieus nemen.

Verschenen in De Standaard op 20 mei 2019