Een warm Vlaanderen is perfect mogelijk
De voorbije hete zomer heeft niet enkel verschroeide velden en uitgeputte waterputten opgeleverd. Hij dreigt ook onze voorraad aan mededogen en solidariteit aan te tasten.
In de Wetstraat wordt er wel gesproken van een warm Vlaanderen maar op straat wordt vooral heet onder de voeten van mensen in armoede, mensen met een andere kleur of een andere afkomst, mensen met weinig middelen of mogelijkheden. Is dit het beeld van een warm Vlaanderen?
Of is er een ander beeld van Vlaanderen? Een beeld dat gaat over mensen en gezinnen die onzeker zijn voor hun toekomst, over hun plaats in dit Vlaanderen, over mensen en gezinnen die angstig kijken naar een heel nabije toekomst, zoals het einde van de maand.
Voor hen is er een haalbaar en reëel open en sociaal antwoord mogelijk. Dit vertrekt van investeren in mensen en de nodige structuren (en soms infrastructuren) waardoor zij terug aansluiting vinden bij een verder hollende samenleving. We hebben met #Komafmetarmoede zes concrete voorstellen gelanceerd. Zij vormen de basis voor een warm antwoord op de angsten en vragen van mensen.
Dat alternatief is mogelijk omdat we daarvoor niet steeds nieuwe middelen en budgetten nodig hebben. Meestal is een verschuiving binnen de budgetten een antwoord. In een aantal gevallen (energie bv) is een andere vorm van belasten nodig.
1. Een Groeipakket voor de laagste inkomens
Een aangepast Groeipakket (de kinderbijslag) biedt mogelijkheden. Een verschuiving van de overschotten en de onnodige steunmaatregelen ( zoalsvoor peuters) naar de sociale toeslagen kan de kinderarmoede echt verminderen.
Het huidig Groeipakket heeft immers een beperkt effect op kinderarmoede. Op niveau van een nieuw kind daalt het armoederisico met 1,5 procentpunt, van 9,9 % naar 8,4 %. Op niveau van een huidig kind daalt het armoederisico met 0,3 procentpunt, van 9,9 % naar 9,6 %. Veel te weinig dus, met een dergelijk groot budget.
Deze verschuiving gaat over een 100 miljoen euro waardoor het budget voor sociale toeslagen van 222 miljoen zou stijgen tot 327 miljoen betekenen of 10% van het totale budget van het Groeipakket.
2. Een energiefactuur die soelaas brengt
Een eerlijke energiefactuur waarbij de heffingen verschoven worden naar de algemene belastingen maakt een transitie naar een duurzaam klimaatbeleid mogelijk.
Vlaanderen heeft in vergelijking met de andere regio’s een hoge energiefactuur voor de gewone verbruiker. In de grafiek bekijken we de energiefactuur voor een kleine verbruiker. Belastingen (= heffingen plus openbare dienstverplichtingen) zijn de grote slokop.
Indien we de openbare dienstverplichtingen en de lasten voor niet-gekapitaliseerde en de overige lokale, provinciale, gewestelijke en federale belastingen, heffingen, toeslagen, bijdragen en retributies halen uit het tarief voor de laagspanningsklant, dan bespaart de kleine verbruiker 86 euro (zonder BTW), met BTW 104 euro per jaar. Een serieuze slok op de borrel voor een laag inkomen.
Dit biedt de mogelijkheid om de energiefactuur klimaatneutraal te maken. Een gedifferentieerd tarief (wie veel gebruikt betaalt meer) is mits de bovenstaande verschuiving mogelijk.
3. Investeren in scholen vraagt vooral kostenbeheersing en keuzes
De vrijheid van onderwijs is een groot goed. Maar scholen bepalen voor een groot deel zelf hun inschrijvingsbeleid, waardoor er zwarte, grijze en witte scholen ontstaan. Dit is door de overheid betaalde, gesubsidieerde apartheid, zeggen sommigen. Het werkt schoolse vertraging en uitval in de hand. De niet-gekwalificeerde uitstroom van jongeren is hierdoor ook in Vlaanderen nog steeds te hoog. Daarom moet de subsidie de kleur volgen: wie veel indicatorleerlingen heeft, moet meer subsidies krijgen. Je moet die scholen financieel compenseren. Dit vraagt een herverdeling binnen de budgetten.
De factuur voor het middelbaar en technisch of beroepsonderwijs is (te) hoog voor gezinnen. Een maximumfactuur helpt, maar vooral een beleid van kostenbeheersing als eerste stap naar een maximumfactuur biedt lage inkomens een stevig antwoord. En dit kost de overheid niets.
4. Wonen is ieders eerste zorg
Zorgen voor een betaalbare woning zijn vermijdbaar als de middelen voor de woonbonus beter besteed worden.
Een sociale woning bouwen kost de Vlaamse regering relatief weinig: ze betaalt hoofdzakelijk het verschil in rente tussen wat Vlaanderen leent en uitleent aan de Sociale Huisvestingsmaatschappijen. De afbouw van de woonbonus en de aftrekken voor een tweede woning brengen ruimte voor de bouw van sociale woningen, het uitrollen van huursubsidies en investeren in klimaat.
We bouwen de woonbonus lineair af op 10 jaar. Dit levert vanaf het eerste jaar al 160 miljoen vrij te besteden op. Dit bedrag stijgt tot ongeveer 1,6 miljard per jaar na 10 jaar. Er is dus voldoende ruimte om te investeren in woningen voor iedereen.
5. Een groeipad voor sociale economie betaalt zichzelf terug.
Veel mensen hebben het moeilijk op de arbeidsmarkt. Voor hen is een brede sociale economie een goed antwoord. Het geeft hen waardigheid en zin. Zo dragen ze ook bij aan onze samenleving. 10.000 plaatsen extra vragen we. Wat kosten deze 10.000 plaatsen extra?
We rekenen op een investering van 21.500 euro per persoon. In deze investering zit een loonpremie, een begeleidingspremie en een organisatiepremie. Hiertegenover staan minder uitgaven voor een werkloosheidsvergoeding (ongeveer 14.300 euro per jaar) en terugverdieneffecten (ongeveer 3.900 euro per jaar). De reële kost is dus 3,300 euro per jaar per persoon. Of een budget van amper 16,5 miljoen voor 5.000 personen; 33 miljoen voor 10.000 personen. Een peulschil om moeilijk plaatsbare mensen waardig aan het werk te krijgen.
6. Investeren in mensen
Investeren in mensen vraagt ook investeren in mensen begeleiden en helpen hier een leven op te bouwen. Dit vraagt ook investeren in daden van sympathie en solidariteit. Dit vraagt investeren in het middenveld, in structuren voor solidariteit, in structuren om mensen te begeleiden en te verwelkomen. Dit vraagt middelen voor ontvangen in de plaats van middelen voor het bouwen van muren.
Op 23 september start het parlementair jaar. Het Vlaams parlement heeft de mogelijkheid om zelf een haalbaar en reëel alternatief uit te werken. Dat alternatief is een verplichte dienst aan een gemeenschap die zichzelf warm wil noemen. In tussentijd kunnen de onderhandelaars gebruik maken van bovenstaande voorstellen om een warm regeerakkoord uit te werken als een dienst aan een gemeenschap die zich warm noemt.