Er is meer selectief beleid voor de onderkant nodig
Wie het recht op betaalbare en duurzame energie wil garanderen voor iedereen, moet vooral investeren aan de onderkant.
De oorlog in Oekraïne, het afsluiten van energietoelevering en speculatie op de energiemarkt heeft ons energiesysteem totaal doen ontsporen. Sommige leveranciers en aandeelhouders met inbegrip van oligarchen rond Poetin boeken woekerwinsten; de torenhoge facturen en de lege broekzakken zijn voor de burgers. Iedereen zucht, maar gezinnen met een laag inkomen verzuipen, moeten kiezen tussen de energierekeningen of de boterhammendoos van de kinderen. Of moeten hulp zoeken bij het OCMW.
Energie is een basisbehoefte en kan niet zomaar overgelaten worden aan de vrije markt. De energiefactuur moet betaalbaar zijn voor iedereen, ook voor mensen die zich geen zonnepanelen, warmtepompen en elektrische wagens kunnen permitteren en dus ook voor de alsmaar grotere groep in de lage middenklasse die in de problemen komt. De inkomsten van een overwinstbelasting moeten worden ingezet om de factuur sociaal te houden en tegelijk ook om de duurzame transitie te versnellen door energiebesparing voor iedereen mogelijk te maken.
Decenniumdoelen pleit voor een structurele verankering van het sociaal energietarief voor mensen met een laag inkomen. Dat sociaal tarief wordt automatisch uitgekeerd aan mensen die een sociale bijstandsuitkering ontvangen (zoals het leefloon, de inkomensgarantie voor ouderen, hulp aan bejaarden, tegemoetkomingen voor personen met een handicap) of verhoogde kinderbijslag voor kinderen met een beperking en aan huurders van sociale woningen met collectieve installaties. Sinds de Covid-crisis is die groep uitgebreid tot alle mensen die genieten van de verhoogde tegemoetkoming voor de ziekteverzekering, dus ook mensen met een laag inkomen uit arbeid of een vervangingsuitkering. Alles bijeen gaat het over een klein miljoen gezinnen. In theorie, want in de praktijk vragen veel gezinnen het sociaal tarief niet aan, omdat ze niet weten dat ze er recht op hebben. De mutualiteiten en sommige OCMW hebben daarom een systeem van actieve opsporing ingevoerd om de take-up van het recht te verbeteren. Het sociaal tarief kost de overheid zo’n 1 miljard euro, maar het werkt wel degelijk om de energiefactuur van mensen met een bescheiden inkomen betaalbaar te houden, al gaat ook het sociaal tarief stevig omhoog met de stijgende energieprijzen.
Maar het sociaal tarief is te veel een alles-of-niets-scenario: de mensen die net iets meer verdienen betalen duizenden euro meer voor hun energiefactuur en die wordt simpelweg onbetaalbaar. Vandaar dat Decenniumdoelen, samen met sociale en armoedeorganisaties, vakbonden en mutualiteiten, vraagt om het sociaal tarief uit te breiden naar de lage middenklasse, eventueel via een getrapt systeem waarbij mensen met een inkomen tussen 60 en 80% van het mediaaninkomen (1.450 tot 1.935 euro netto per maand, 17% van de bevolking) die nu geen recht hebben op een toelage, een lager tarief aangerekend krijgen. Het budget dat nu beschikbaar is voor het sociaal tarief moet daarvoor worden verhoogd; het kan niet dat de bestaande enveloppe breder uitgesmeerd wordt om een grotere groep te bedienen. Maar deze voorstellen vielen helaas op een koude steen bij de federale regering.
Decenniumdoelen vraagt om het sociaal tarief uit te breiden naar de lage middenklasse, eventueel via een getrapt systeem.
De vakbonden pleiten ook voor een basispakket aan energie voor iedereen tegen betaalbare prijzen. Een interessant voorstel, omdat het zowel werkt op de factuur als op het verbruik, met een lager tarief voor een basispakket aan energie en met daarboven een hoger tarief voor een meer luxueus consumptiepatroon. De federale regering heeft de naam ‘basispakket’ wel overgenomen, maar al meteen geamendeerd: het ‘basispakket’ geldt alleen voor wie niet van het sociaal tarief kan genieten. De plannen van de regering spreken ook enkel over een premie van 200 euro gedurende twee maanden. De groep op wie dit ‘basispakket’ van toepassing is, is ruim: alleenstaanden met een netto belastbaar jaarinkomen tot 62.000 euro en tot 125.000 euro voor gezinnen, verhoogd met 3.700 euro per persoon ten laste. Dus zo’n 60% van de bevolking. Wie een hoger inkomen heeft, zou de premies gedeeltelijk terugbetalen via de belastingen. De premies zijn dus wel enigszins selectief naar inkomen, maar de vraag is of die premies echt een verschil zullen maken, als er aan de structuur van het energietarief niets fundamenteel verandert. Voor de gezinnen uit de lage middenklasse zal de beloofde 400 euro zeker niet volstaan om de verwarming met een gerust hart te laten branden. Net zoals bij de verlaging van het BTW tarief naar 6% wordt opnieuw veel geld uitgesmeerd over een te grote groep mensen, waardoor het effect op de meest kwetsbaren te klein is.
Het energiebeleid moet ook bijdragen tot meer duurzaam energiegebruik. De goedkoopste energie is die welke niet verbruikt is. Voor mensen aan de onderkant van de inkomensladder kan dat enkel door de verwarming een paar graden lager of helemaal dicht te draaien en te douchen in de sportclub. De kans om hun huis te isoleren of zonnepanelen te leggen hebben ze niet, want ze huren meestal en zijn dus afhankelijk van de verhuurder. Die heeft meestal geen belang bij energiebesparende investeringen, omdat de winsten op de factuur bij de verhuurder terechtkomen. Er zit een enorm Mattheüseffect op de bestaande beleidsmaatregelen: de premies voor energiebesparende investeringen, de renteloze leningen, zijn gericht op eigenaars en verhuurders en veronderstellen een serieuze voorfinanciering. Mensen die als noodkopers een huis kochten omdat dit op korte termijn financieel haalbaarder was dan huren, vallen hierdoor systematisch uit de boot. Noodkopers zitten dus in een vicieuze cirkel. Een groot deel van het huizenbestand in de huursector is van lamentabele kwaliteit en bijzonder energieverslindend. Mensen die zo’n huizen huren hebben geen hefbomen om energie te besparen. Hier ligt een flinke kluif voor de Vlaamse regering.
De maatregelen van de Vlaamse regering zijn erg tijdelijk en geven geen structurele antwoorden voor kwetsbare huurders.
De maatregelen die zijn aangekondigd tijdens de Septemberverklaring lossen de hoge verwachtingen echter niet in. De verlenging van het verbod op afsluiten van de energie tot april en de uitbreiding van de minimale levering van gas en elektriciteit zullen er wellicht voor zorgen dat vele tienduizenden gezinnen deze winter niet in de kou blijven zitten. De bevriezing van de huurprijzen voor huizen met een laag E en F EPC-label en de halvering van de indexering voor huizen met een D label, geeft huurders van slecht geïsoleerde panden – meer dan een derde van de huurmarkt – weliswaar wat financieel soelaas tijdens de komende maanden. Maar deze maatregelen zijn erg tijdelijk en geven geen structurele antwoorden voor kwetsbare huurders. Daarvoor zijn andere oplossingen nodig. Zet in op een ambitieus renovatieprogramma voor bijkomende en energiezuinige sociale woningen. Geen overbodige eis met meer dan 180.000 gezinnen op de wachtlijst en een hopeloos verouderd patrimonium. Ongelooflijk en onbegrijpelijk dat de budgetten hier maar niet besteed raken. Maak werk van collectieve renovatie en isolatie van woningen, en van coöperatieve formules om slechte private woningen energievriendelijk te maken.
Mensen nu en in de toekomst beschermen, zowel tegen de klimaatverandering als tegen een totaal ontspoord energiesysteem, veronderstelt vooral investeringen aan de onderkant. Duurzame transitie zal alleen lukken als ze sociaal is en ook mensen met een bescheiden inkomen mee kunnen.
Anne Van Lancker
Samenleving & Politiek, Jaargang 29, 2022, nr. 8 (oktober), pagina 8 tot 9